28 januari 2015
SGP kritisch op tarieven voor inwoners
‘De SGP is kritisch op tarieven die inwoners van het gebied Hollandse Delta moeten betalen’, zegt lijsttrekker Wim de Jong in een reactie op een onderzoek waaruit blijkt dat de tarieven vanaf 2009 gestegen zijn.
Nederlanders zijn de afgelopen zes jaar namelijk een stuk meer gaan betalen aan waterschapsbelasting. Dat heeft het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (COELO) van de Rijksuniversiteit Groningen becijferd in aanloop naar de verkiezingen voor de waterschapsbesturen in maart. Ze keken hiervoor naar de ontwikkeling van de heffingen in de bestuursperiode 2009-2015. Een meerpersoonshuishouden betaalt in 2015 gemiddeld 168 euro aan waterzuiveringsheffing, dat is gemiddeld 19 euro meer dan zes jaar geleden. In Delfland is deze heffing het hoogst: 283 euro. In waterschap Aa en Maas betalen ze het minst: 138 euro per jaar.
Waterschap Hollandse Delta:
‘Het Waterschap Hollandse Delta zit daar met 262 euro tussen in. De stijging van de tarieven met ruim 5% is voor de SGP reden geweest in november jl. een motie in te dienen bij het vaststellen van de begroting 2015’, aldus lijsttrekker de Jong. De motie houdt een inspanningsverplichting in om met ingang van 2015 structureel 2,5 miljoen euro te bezuinigen. Dat komt overeen met 1,5% van de begroting. De motie is overgenomen door het bestuur. De SGP wil hiermee bereiken dat het waterschap nog kosten bewuster wordt en burgers, boeren en buitenlui de komende jaren minder betalen.
Dat Waterschappen meer moeten gaan heffen heeft ook te maken met de afspraak in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Hierin is bepaald dat de waterschappen 50% gaan betalen voor het nieuwe Hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP). ‘Waterveiligheid ten aanzien van de primaire keringen is altijd qua financiering een taak van de rijksoverheid geweest en de technisch uitvoering in hoofdzaak voor de waterschappen. Eigenlijk is dit dus een bezuinigingsmaatregel van de Rijksoverheid die de Waterschappen is opgelegd’, zo besluit Wim de Jong zijn commentaar op het onderzoek.